Beata Bruggeman-Sekowska
Veertig jaar zijn verstreken sinds de dood van Enver Hoxha (11 april 1985, in Tirana, 76 jaar oud). Meer dan vier decennia regeerde hij Albanië met ijzeren hand, waarbij hij het land van de rest van de wereld isoleerde, strikte ideologische controle oplegde en Albanië in extreme armoede stortte. Zijn 40-jarige bewind maakte hem de langstzittende communistische dictator in de geschiedenis.

Villa van Enver Hoxha in Tirana.©Beata Bruggeman-Sekowska

Villa van Enver Hoxha in Tirana.©Beata Bruggeman-Sekowska
Hoxha verbrak de banden met Tito’s Joegoslavië, de Sovjet-Unie en later ook China, omdat hij hen ervan beschuldigde de enige ware leer — het stalinisme — te hebben verlaten. In een land van drie miljoen inwoners had bijna één op de vijftien mensen een familielid dat door de communisten gevangen werd gezet of gedeporteerd. Onder zijn regime werden naar schatting 200.000 mensen naar werkkampen gestuurd, vergelijkbaar met Stalins Goelag. Meer dan 100.000 mensen werden gedood of opgesloten. Meer dan 6.000 raakten vermist, en duizenden verdwenen spoorloos.

House of Leaves Museum in Tirana, gevestigd in het voormalige hoofdkwartier van de geheime politie, ©Beata Bruggeman-Sekowska

Bunk’Art 2: een atoomschuilkelder uit de communistische tijd, nu ingericht als museum over communisme ©Beata Bruggeman-Sekowska
Vastbesloten om Albanië te hervormen, ontmantelde Hoxha de vooroorlogse burgerlijke elite en verklaarde hij het land tot de eerste atheïstische staat ter wereld. Alle moskeeën en kerken werden gesloten, land werd onteigend voor collectieve boerderijen, religieuze leiders, grootgrondbezitters en dissidente boeren werden vervolgd of gedood. Het bezit van een Bijbel was strafbaar met de dood, met bijzondere druk op katholieken in het noorden. Hoxha hield persoonlijk toezicht op zuiveringen van politici, intellectuelen en anderen die uit de gratie waren gevallen. Het landschap werd bezaaid met bijna één miljoen versterkte betonnen bunkers — in een land met iets meer dan drie miljoen inwoners — als getuigenis van zijn dictatoriale waanzin en obsessie met controle.

Een betonnen bunker uit het tijdperk van Enver Hoxha, symbool van zijn angst, controle en regime. ©Beata Bruggeman-Sekowska
Maria Tuci – een zalig verklaarde martelares van het communistische regime van Enver Hoxha
Een van degenen die onder zijn regime hebben geleden, was Maria Tuci. Zij werd in 1928 geboren in het dorp Ndrofshaj bij Rrëshen, in het noorden van Albanië, in een diep religieuze katholieke familie. Vanaf haar twaalfde volgde ze onderwijs bij de Franciscanessen van de Stigmata en hoopte ze haar leven aan God te wijden als non. Maria werd onderwijzeres en werd toegelaten als postulante bij de kloosterorde.

Afbeelding publiek domein: Maria Tuci https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/b/bf/Maria_Tuci_postulante_1945-46.png
In 1949, toen de communistische repressie toenam, werden veel priesters en nonnen gearresteerd. Maria werd opgepakt door de geheime politie van het regime, de Sigurimi, en gevangen gezet in Shkodër vanwege haar geloof. Ze werd tot drie jaar gevangenisstraf veroordeeld en zwaar mishandeld. Toen ze de avances van een gevangenbewaarder afwees, werd ze onderworpen aan langdurige martelingen. De bewaarder zei tegen haar: “Ik zal je reduceren tot een staat waarin zelfs je familieleden je niet meer zullen herkennen.”

House of Leaves Museum in Tirana, gevestigd in het voormalige hoofdkwartier van de geheime politie, ©Beata Bruggeman-Sekowska
Op een gegeven moment dwongen de bewakers haar naakt in een zak met een straatkat, waarna ze op de zak sloegen tot het dier haar aanviel. De verwondingen leidden tot bloedvergiftiging.
Ondanks haar lijden weigerde Maria haar geloof af te zweren. Ze vergaf haar beulen en stierf op 24 oktober 1950, op 22-jarige leeftijd, in het gevangenisziekenhuis in Shkodër, met een rozenkrans in haar hand. Haar laatste woorden waren: “Ik dank God, omdat Hij mij de kracht gaf om vrij te sterven.”
In 2016 erkende paus Franciscus haar martelaarschap. Op 5 november van dat jaar werd zij in Shkodër zalig verklaard, als de enige Albanese vrouw onder 38 andere Albanese katholieke martelaren van het communistische regime van Enver Hoxha, die werden gemarteld en gedood tijdens zijn pogingen om een atheïstische staat te creëren. Haar feestdag wordt gevierd op 24 oktober. Ze wordt herinnerd als de “moderne heilige Agnes”, een symbool van vergeving en verzoening.
Vandaag de dag blijft de herinnering aan de martelaren van Albanië levendig. In Tirana draagt een van de belangrijkste boulevards hun naam: de Bulevardi Dëshmorët e Kombit (Boulevard van de Martelaren van de Natie).


