In Georgië markeert de datum 9 april de tragedie bekend als het bloedbad van Tbilisi. Veel Georgiërs kwamen op 9 april 1989 in de hoofdstad Tbilisi bijeen tijdens een anti-Sovjet-demonstratie. Deze bijeenkomst vormde het hoogtepunt van weken van demonstraties, tegen separatisme in het Georgische Zwarte Zeegebied Abchazië en voor de onafhankelijkheid van Georgië, en daarmee de afscheiding van de Sovjet-Unie. Op het hoogtepunt waren er ongeveer 10.000 mensen op de been.
De leiders van de demonstranten waren Merab Kostava, Zviad Gamsakhurdia, Giorgi Chanturia, Irakli Bathiasvili en Irakli Tsereteli. De eerste secretaris van de Communistische Partij van Georgië, Jumber Pastiashvili, verzocht om de inzet van Sovjet-troepen. Het hoofd van de Georgische Orthodoxe kerk vroeg de menigte in een emotionele toespraak enkele uren voor de aanval het plein waarop zij zich hadden verzameld te verlaten. Maar de menigte bleef en even voor 4 uur in de middag op die 9e april kregen de Sovjet-troepen onder het bevel van kolonel-generaal Igor Radionov het bevel het plein met alle beschikbare middelen schoon te vegen.
Het Sovjet-leger gebruikte tanks en geweren om de vreedzame demonstranten in de Rustavelilaan, in het centrum van Tbilisi, aan te vallen. Er vielen 21 doden (17 vrouwen en 4 mannen; velen van hen slechts 16 jaar oud) en honderden mensen raakten gewond. Deze gewelddadige aanval werd gevolgd door de dood van honderden vreedzame demonstranten door de inzet van een onbekend gas; velen raakten voorts gewond. Meer dan 4.000 mensen hadden uiteindelijk medische hulp nodig.
Die avond van 9 april vormde een van de meest tragische maar ook meest heroïsche periodes: heel het land verenigde zich om voor zijn onafhankelijkheid te strijden. Op 10 april brak uit protest een staking uit en werden 40 dagen van nationale rouw afgekondigd. Mensen legden bloemen op de plaatsen van de moorden om de overledenen respect te betuigen.
De slachtoffers die op 9 april vielen verstevigden de drang naar onafhankelijkheid en naar afscheiding van de Sovjet-Unie. De dagen na het bloedbad verzamelden zich honderdduizenden mensen in de starten van Tbilisi. Een bijzonder grote demonstratie van zeker 300.000 mensen vond plaats op 26 april ter gelegenheid van de verjaardag van het uitroepen van de Georgische onafhankelijkheid in 1918, voorafgaand aan de inlijving door de Sovjet-Unie.
Op 9 april 1990 nam Georgië een Onafhankelijkheidsverklaring aan. Inmiddels was Zviad Gamsakhurdia een van de leiders van de protestbeweging. Igor Radionov, die de Sovjettroepen had geleid, werd lid van het Russische parlement en minister van Defensie onder president Boris Jeltsin.
Op 9 april 1991, twee jaar na het bloedbad, verklaarde de Opperste Raad van Georgië de soevereiniteit en riep de onafhankelijkheid van de Sovjet-Unie uit, op basis van de uitslag van een nationaal referendum. Zviad Gamsakhurdia werd de eerste democratisch gekozen president van Georgië. Een monument ter herdenking van de slachtoffers van de tragedie werd op 23 november 2004 onthuld in de Rustavelilaan. Ieder jaar op 9 april leggen hoge ambtsdragers en gewone burgers bloemen bij het monument ter ere van hen die zich opofferden voor de vrijheid en schone toekomst van hun vaderland.
9 april is in Georgië een nationale feestdag: de Dag van Nationale Eenheid.
Vertaling: Patrick van Schie: www.eioco.nl