Centrum voor Midden- en Oost-Europa, Internationale Journalistiek en PR centrum, Limburg

Polen in Zuid-Limburg

De Polen hadden een aanzienlijke impact op de economische situatie van Limburg, inclusief Zuid-Limburg en het Parkstad regio. De Polen kwamen om te werken in de mijnen en vestigden zich hier vanaf het begin van de twintigste eeuw. Als u een telefoonboek opent, ziet u meteen veel Poolse namen staan die afkomstig zijn van de immigranten die in het begin van de 20e eeuw naar Nederland kwamen.

 

Volgens de historische archieven rond 1930 ondersteunden ongeveer 6.000 Poolse immigranten de lokale mijnbouw in Parkstad. Na de Tweede Wereldoorlog bleef een deel van de Polen die Nederland hielpen bevrijden in Nederland omdat Polen bezet werd door de Sovjet-Unie. Zoals gezegd gingen Polen toen werken in de mijnen. Onder het communisme zochten Polen hun toevlucht in Nederland. Tegenwoordig komen Polen naar Limburg om te werken in de kassen, fabrieken en diverse andere industrieën. De lokale economie wordt op grote schaal gesteund door Poolse immigranten. Geschat wordt dat er in de regio Parkstad ongeveer 1500-2000 Poolse immigranten van de eerste generatie zijn.

 

Het begin: 1900-1920

Tot 1910 trokken enkele honderden Polen naar Limburg om in de mijnen aan de slag te gaan. Het grootste deel hiervan was woonde en werkte daarvoor al in Duitsland. Redenen om naar Nederland te trekken waren zowel politiek als economisch. Zo vluchtte een deel van hen vanuit Pruisen vanwege de daar aanwezige anti-Poolse sentimenten. Daarnaast trokken er veel contractarbeiders, die voorheen in mijnen in het Ruhrgebied werkten, naar Limburg. Zij konden het werk doen dat veel Nederlanders niet wilden of konden doen. Er was namelijk een groot tekort aan geschoold mijnpersoneel onder de Nederlanders. Ook waren veel Nederlanders niet te spreken over de gebrekkige sociale voorzieningen die geboden werden. In de periode 1914-1918 trokken veel in Duitsland woonachtige Polen naar Limburg om zo de Duitse dienstplicht te ontwijken. Zij traden illegaal over de grens in de hoop in de mijnen aan het werk te kunnen. In 1920 waren er zo’n 1000 Polen werkzaam in de Limburgse mijnen. Dit zijn echter alleen de Polen die zich onderdeel van de pas opgerichte onafhankelijke Poolse staat beschouwden. Veel uit Duitsland afkomstige Polen zitten dus niet bij dit cijfer in.

1920-1940

 

Ook na 1920 was het grootste deel van de Polen dat naar Limburg trok afkomstig uit Duitsland. In het Verdrag van Versailles was namelijk opgenomen dat de uit Duitsland afkomstige Polen verplicht moesten kiezen voor de Poolse of Duitse nationaliteit. Wanneer ze kozen voor de Poolse nationaliteit moesten ze voor 1 januari 1923 Duitsland verlaten. Velen van hen kozen ervoor om niet terug te keren naar Polen, maar om naar Frankrijk, België en Nederland te trekken. De economische situatie in Polen was nog steeds erg slecht en in de mijnen in onder andere Limburg was nog werk genoeg. De arbeidstekorten in Limburg waren zelfs zo hoog dat er vanuit de staatsmijnen verschillende wervingsacties werden gehouden in de periode 1926-1931. Met speciale treinen werden Poolse mijnwerkers vanuit de provincies Posen en Silezië naar Limburg vervoerd. Daar werd hen voor een jaar werk (vaak ondergronds als sleper of houwer), huisvesting en sociale voorzieningen gegarandeerd. Het grootste deel van hen kwam te werken in de Zuid-Limburgse plaatsen Brunssum, Hoensbroek en Geleen. Rond 1930 was het aantal Polen in Limburg toegenomen tot zo’n 6000. Toen in 1931 de economische wereldcrisis ook in de Limburgse mijnen voelbaar werd, waren het vooral de buitenlandse mijnwerkers die hier de dupe van waren. In vijf jaar tijd halveerde het aantal Poolse mijnwerkers. Na hun ontslag ontvingen zij, wanneer ze lid waren van een vakbond, nog enkele weken salaris. Vervolgens werden ze naar het station in Aken gebracht om de trein naar Polen of een andere bestemming te nemen. Een klein deel van de ontslagen mijnwerkers ging naar Scheveningen om daar een opleiding tot zeevisser te volgen. Dit was mogelijk vanwege een samenwerking tussen de Poolse en Nederlandse overheden waarbij Nederlandse vissersboten werden gebruikt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden veel Polen het zwaar. Zij werden door de Duitse bezetter gezien als een minderwaardig volk. Velen van hen trokken aan het begin van de oorlog dan ook naar Frankrijk om zich daar aan te sluiten bij het Poolse leger.

 

Poolse verenigingen in Limburg

De Polen in Limburg waren vanaf het begin af aan goed georganiseerd. In 1910 werd de eerste Poolse mannenvereniging “Jednosc” in Heerlen opgericht.

De vereniging vestigde zich in Café Zwaan aan de Geelenstraat 84 in Heerlen. Ook werden vanuit de Heerlense Pancratiuskerk op het Pancratiusplein de eerste Poolse processies gehouden.

Niet veel later verschenen er verschillende muziek- en sportverenigingen. Deze verenigingscultuur was overgewaaid vanuit Duitsland, waar veel Polen werkten voor zij naar Limburg trokken. Ook ontstond er een vakbond voor Poolse werknemers en een politieke partij voor een onafhankelijk Polen (nog voor de onafhankelijk van 1918). In 1929 ontstond de Nederlandse Bond voor Poolse Verenigingen. Alle plaatselijk verenigingen vielen onder deze bond en zij organiseerde nationale en kerkelijke feesten. De Poolse overheid betaalde voor een Poolse school, die in 1929 werd opgericht in Brunssum. Toen in de jaren 1930 de geldkraan werd dicht gedraaid, werd het een Nederlandse school waar ’s avonds Poolse taal en geschiedenis werd onderwezen. Voor het kerkelijk welzijn van de Poolse gemeenschap kwam er in 1928 een speciale zielzorger te werken in Limburg. Het verenigingsleven kwam niet stil te staan na de economische crisis in de jaren ’30. De bezoekersaantallen waren vanzelfsprekend wel lager. In 1937 werd er zelfs, met hulp van de Directie der Staatsmijnen, een Pools Huis in Brunssum gebouwd.

 

Na de oorlog

De politieke onenigheid die na de oorlog in Polen uitbarstte had ook zijn weerslag op de Poolse gemeenschap in Limburg. Er ontstond een strijd tussen aanhangers van communistische regering in Warschau en de aanhangers van de Poolse regering in ballingschap in Londen. Op de verschillende Poolse verenigingen werd hevig gedebatteerd. Dit leidde dit zelfs tot opheffing en fusies van bepaalde verenigingen vanwege teruglopende lidmaatschappen. In de mijnen waren al snel weer nieuwe arbeiders nodig. Deze werden in de eerste tien jaar na de oorlog geworven bij de verschillende Poolse militaire divisies buiten Polen. Zo kwamen er Poolse militairen die hadden meegevochten bij de bevrijding van Breda en militairen uit Duitsland in Limburg te werken.

 

En nu

 

Polen komen naar Limburg om te werken in de kassen, fabrieken en diverse andere industrieën. Polen steunen de lokale economie aanzienlijk. Geschat wordt dat er in de regio Parkstad ongeveer 1500-2000 Poolse immigranten van de eerste generatie zijn.

 

 

Zie ook: http://www.pl.communications-unlimited.nl/reportaz-polskiej-telewizji-o-polaku-roku-2016-i-polskiej-imigracji-w-limburgii

 

Bronnen en foto’s:

 

 

http://www.heerlenvertelt.nl/2010/11/zij-kwamen-van-ver-polen-in-heerlen/

 

 

http://www.vijfeeuwenmigratie.nl